Zachte G
Veifgever: Jan van Es
Woorden: Bossche bol – symfonie – illuminatie – falderappes – guichelheil
Tip vooraf: Dit verhaal komt het best tot z’n recht als u de woorden waarin de letter G (geldt ook voor ch) voorkomt met een zachte G leest.
’s-Hertogenbosch, donderdag 11 juni 2020. Het is bijna kwart over negen in de ochtend. Guus en Gerda Goedhart hebben net ontbeten. Nu zitten ze samen in de woonkamer. Guus zit in zijn fauteuil en geniet van een symfonie van Mahler. Gerda zit aan de eettafel en is bezig om op haar laptop online boodschappen te bestellen. Guus hoort haar af en toe zuchten en zachtjes mopperen als er weer eens een product dat zij wil hebben niet voorradig blijkt te zijn. “Wat een gedoe is dit toch”, klaagt ze. “Wil je wel geloven Guus, dat ik er zachtjes aan genoeg van begin te krijgen?” Ze wacht het antwoord van Guus niet af en vervolgt: “Ik zou willen dat het hele Corona-gedoe eindelijk eens achter de rug was. Ik wil gewoon weer zelf boodschappen doen.”
Guus en Gerda Goedhart (beiden 71 jaar) zijn sinds het dodelijke Corona-virus in Brabant de kop opstak (nu al ruim drie maanden geleden) hun huis nauwelijks meer uit geweest. Ze maken af en toe een wandeling in de omgeving, maar mijden winkels en andere drukke plekken. Dat gaat geheel tegen hun beider natuur in, want Guus en Gerda zijn levensgenieters. Zij zoeken graag de gezelligheid en zijn zeer reislustig. Ook voor dit jaar hadden zij weer plannen gemaakt voor verre reizen. Die plannen hebben zij voor onbepaalde tijd moeten uitstellen.
Guus staat op uit zijn fauteuil. Hij zet de cd-speler uit. “Ik heb er ook schoon genoeg van”, zegt hij tegen zijn vrouw. “Ik heb een idee. Zullen we straks samen naar het tuincentrum gaan om wat mooie planten te kopen?” Gerda kijkt haar man verschrikt aan. “Ben jij wel goed bij je Bossche bol?”, roept ze uit. “Als het ergens druk is, is het wel in het tuincentrum. Nee hoor, mij niet gezien.” “We hebben toch de mondkapjes, die jij gemaakt hebt?”, doet Guus een poging om zijn vrouw te overreden. “Ja, daar heb je veel aan”, reageert Gerda smalend. “Die werken toch niet. En bovendien heb je kans dat er allerlei falderappes rondloopt, dat zich niets van de afstandsmaatregel aantrekt.” “Ik moet er echt even uit. Weer even onder de mensen zijn”, zegt Guus. “Vind je het goed dat ik dan alleen ga?” “Ik heb het liever niet, maar ik kan je niet tegenhouden”, antwoordt Gerda. “Nee”, zegt Guus. Hij trekt zijn schoenen aan en doet het mondkapje voor. Zijn vrouw kijkt hem aan en schiet meteen in een onbedaarlijke lach. “Geen gezicht, Guus. Ga maar gauw, voordat ik het in m’n broek doe”, schatert ze het uit.
Het is inmiddels bijna twaalf uur. Guus is terug. Gerda is naar buiten gegaan om haar man te helpen met uitladen. “Goeie genade”, roept ze uit als ze de volgeladen auto ziet. “Wat heb je in vredesnaam allemaal gekocht?” Guus haalt de planten een voor een uit de auto en noemt de namen. “Violen, fluitenkruid, ratelaar, zomerklokjes, trompetbloem…” “Het klinkt allemaal wel heel muzikaal”, stelt Gerda vast. “Ja, daarom heb ik dit ook zo bij elkaar gezocht”, beaamt Guus. “Het is een mooie symfonie van bloemen.” “En wat is dit dan?”, vraagt Gerda als de Guus de laatste plant uit de auto pakt. “Dit is guichelheil”, antwoordt Guus. “Maar dat heeft toch niets met muziek te maken”, merkt Gerda op. “Klopt”, zegt Guus, “maar het bekt zo lekker met een zachte G.
Als alle planten op de stoep staan, haalt Guus nog zes zakken aarde uit de auto en als laatste een snoer met feestverlichting. “Je hebt zelfs aan illuminatie gedacht”, constateert Gerda. “Maar hoeveel kilometer is dit in vredesnaam?” “Het is inderdaad eigenlijk te lang”, geeft Guus toe. “Ik heb nog gevraagd of ze een korter snoer hadden, maar dat was uitverkocht. Dit was het enige dat ze nog hadden. Ik kon het niet laten liggen, want we hebben het nodig om aan alle vijf de gegeven woorden te voldoen.”
Later die avond, als de duisternis is ingetreden, doet Guus de feestverlichting aan. “Wat is het toch mooi geworden”, zegt hij. “Het is prachtig”, zegt Gerda. “Alleen jammer dat we zes hoog wonen en ons balkon nu helemaal vol staat met planten, zodat er voor ons geen ruimte meer is om buiten te kunnen zitten.”