Sprookje
Veifgever: Corrie Bosch-de Kievit
Woorden: jazz – uil – goud – nonsens – toveren
Het loopt tegen middernacht. De kleine Jos loopt voorovergebogen in het donkere bos. Hij is moe en wil het liefst gaan slapen. Maar dat durft hij niet. Hij is bang. De bomen hebben gezichten gekregen en hun takken zijn veranderd in armen die hem willen grijpen. Hij hoort geluiden die hij niet kent. De kleine Jos huilt. “Ik wil naar huis”, snikt hij.
“Pssst, oehoe, ongeheer”, hoort Jos opeens een fluisterstem. Hij verstijft van schrik. Voorzichtig kijkt hij om zich heen. Er is niemand te zien. “Oehoe, ongeheer, ik ben het. Ik zit boven u in de boom”, fluistert de stem. De kleine Jos tuurt in het donker omhoog. Hij speurt met zijn ogen alle takken af, maar ziet niemand. “Joehoe, waar bent u dan?’, roept hij. “Ssssst, niet zo luid”, klinkt het fluisterend vanuit de boom. “Wacht, ik kom wel even naar beneden.” Jos hoort geritsel van bladeren en ziet een enorme vogel die bijna geruisloos op hem af komt vliegen. Hij deinst een paar stappen achteruit. “U hoeft geen angst te hebben”, zegt de vogel als hij is geland. “Wie bent u?”, stamelt Jos. “Ik ben Oop”, zegt de vogel. “Oop de uil. En wie bent u?” “Ik ben Jos”,antwoordt Jos. “Os,wat een leuke naam”, zegt de uil. “Nee, ik heet Jos, niet Os”, roept Jos.
“Hoe kan het dat u kunt praten?”, vraagt Jos als hij enigszins van de schrik is bekomen. “Dat zal ik u vertellen”, antwoordt de vogel. “U ben terecht gekomen in een sprooke. En u weet hoe het in sprookes gaat. Daarin gebeuren vaak dingen die in het echte leven niet kunnen. Er was eens een man die –net als u nu- verdwaald was in ons grote bos. Ik heb die man de weg naar de uitgang van het bos gewezen. De man was me heel erg dankbaar en wilde me voor m’n hulp betalen. Ik mocht kiezen tussen een zak met goud of kunnen praten. Ik wist dat de man kon toveren en koos dus voor het laatste.” “Ik had voor het goud gekozen. U bent niet wijs”, onderbreekt Jos hem. “Uist wel. Daar staan uilen uist om bekend. Goud had ik al. Ik kon immers niet praten. En u kent het spreekwoord: spreken is zilver, zwi…”
De uil is opeens stil. “Waarom stopt u nu?” vraagt Jos. “Ach, Os, u had het vast al wel opgemerkt. De man was geen perfecte tovenaar. Ik beheers het hele alfabet, maar er is één letter die ik niet kan uitspreken. Zelfs niet in woorden waarin die letter helemaal niet als die letter klinkt, zoals in combinatie met de i. Daarom zeg ik ook u tegen u. Maar genoeg over mezelf gepraat. Waarom bent u helemaal alleen en zo laat hier in het grote bos?”
Jos vertelt dat hij vroeg in de avond van huis is weggelopen. “Ik moest van mijn moeder spruitjes eten. En die lust ik niet. Ik vind spruitjes smerig. Maar ik moest er zeven eten van mijn moeder.” “Waarom zeven?”, vraagt de uil. Omdat ik zeven jaar ben”, zegt Jos. “Als ik jarig ben geweest moet ik er acht eten. En dat wil ik niet. Daarom ben ik weggelopen.”
Jos vertelt dat hij zijn spaarpot leeg heeft gehaald en van het geld snoep heeft gekocht. Want hij zou nooit meer naar huis teruggaan en er moest onderweg toch gegeten worden. “Gelukkig zijn bij ons in de buurt de supermarkten tegenwoordig ’s avonds nog open. Maar mijn snoep is nu al op. Ik ben verdwaald en ik mis mijn moeder. Ik wil naar huis”, besluit hij zijn verhaal.
De uil kijkt de kleine Jos aan en zegt: “Ik breng u morgenochtend naar de uitgang van het bos. We maken het eerst samen nog even gezellig en dan kunt u gaan slapen, zodat u uitgerust kunt vertrekken. Gaat u hier zitten, dan ga ik even iets halen. Ik ben zo terug.” En inderdaad, even snel als de vogel is gevlogen is hij ook weer terug. Hij heeft een iPod bij zich. “Die heb ik gekregen van een ekster die hier ook in het bos woont. Heeft ze meegenomen na een trip naar de grote stad. Het ding lag daar op een tuintafel. Er staat lekkere muziek op waar u vast lekker van kunt slapen. Luister maar”, zegt de uil en overhandigt het apparaatje aan Jos. Die doet de oordopjes in en drukt op play. Hij hoort snerpende saxofoons en trompetten. Hij rukt de oordopjes uit zijn oren en roept: “Bah, wat is dit voor muziek?” “Azz, Os. Dit is azz. U houdt hier niet van?” “Nee, ik hou niet van jazz”, zegt Jos, die inmiddels al zo aan het spraakgebrek van Joop de uil gewend is dat hij begrijpt wat de vogel bedoelt. “Dan maar oogjes dicht en snaveltjes toe”, zegt de uil met een knipoog.
Vroeg in de ochtend wordt Jos gewekt door de zonnestralen die door de bladeren van de bomen heen prikken. Hij kijkt verdwaasd om zich heen. “Waar ben ik?”, denkt hij. Dan herinnert hij zich dat hij van huis is weggelopen en dat hij een ontmoeting had met een vogel die kon praten. “Waar is hij eigenlijk gebleven?”, vraagt Jos zich hardop af. “Toch wel vreemd dat hij de J niet kan uitspreken. Maar wacht eens even… Wat zei hij gisteravond nu als laatste? Oogjes dicht en snaveltjes toe.” Jos zet zijn handen aan zijn mond en roept zo hard als hij kan: “Je hebt me voor de gek gehouden, Joop. Je kunt de J wel zeggen.” Vanuit het gebladerte hoog in de boom klinkt gegrinnik.
“Joehoe, Jos”, hoort hij zijn naam roepen. Jos opent zijn ogen. “En, wat vond je van het verhaaltje dat ik je gisteravond verteld heb”, wordt hem gevraagd.
“Nonsens mam, uilen kunnen niet praten.”
Gert.
Genoten van het verhaal van mijn veif woorden.
Leuk dat het bos (toch een beetje mijn naam) ook in het verhaal genoemd is.
De opmerking : “goud had ik al” enz…. Steengoed.
Ik heb grote bewondering voor jouw schrijfkunst.
Wat een gave !!!!