Boze boodschap
Met een klap smijt ik de voordeur achter me dicht en been boos naar de keuken. “Wat is er aan de hand?”, vraagt mijn zoon, terwijl ik nijdig de net gekochte etenswaren in de koelkast gooi. “Man, man, man, wat een kutzooi”, roep ik. Ja, u leest het goed. Dat is wat ik roep. U bent zulke woorden niet van mij gewend. Ikzelf eigenlijk ook niet. Maar neem van mij aan –en u kunt het aan mijn kinderen vragen als u mij niet gelooft- als ik zoiets roep ben ik opgefokt. “Wat is er gebeurd dan?”, vraagt mijn zoon. Dat zal ik hem -en ook u- vertellen:
Ik ga dus net even naar de supermarkt om avondeten te kopen. Doorgaans vijf minuten werk, want ik weet wat ik hebben wil. Ik stap de winkel in en moet dan door het rechter poortje, want daar staan de winkelmandjes. Voor me loopt een ouder echtpaar. De vrouw gaat voor het poortje naar rechts om een winkelwagentje te pakken. De man blijft voor het poortje staan. Op het moment dat ik hem wil vragen of ik even mag passeren, heeft de vrouw het karretje losgekregen en draait ze het met een fikse duw naar links. Daar sta ik dus en ik krijg het karretje vol (gelukkig was het leeg) tegen mijn heup. Zonder zich te verontschuldigen loopt het echtpaar door het poortje. Ik pak een mandje en wil ook door het poortje lopen. Dat kan niet, want het echtpaar is direct na het poortje tot stilstand gekomen. De man en de vrouw discussiëren met elkaar over welke kant ze op zullen lopen. De man wil naar rechts, de vrouw naar links. Ik overweeg om me om te draaien en via het linkerpoortje de winkel binnen te gaan, maar laat die gedachte varen omdat ik zie dat daar ook al een opstopping is ontstaan.
Het echtpaar is het uiteindelijk eens geworden en posteert zich breeduit voor de koelvitrine waar ik een zakje krieltjes wil pakken. Ik vraag netjes of ik er even bij mag, maar de man en de vrouw horen me niet. Ze zijn druk in discussie over welke aardappeltjes er vanavond bij hen op de borden moeten komen te liggen. Ik besluit eerst groente en vlees te pakken en dadelijk terug te keren voor de krieltjes. Om bij het vlees te komen, moet ik me tussen her en der neergezette winkelwagentjes en stapels kratten – het is natuurlijk uitgerekend nu vakkenvultijd- heen wurmen. Dan kom ik bij een kruispunt van winkelpaden dat in beslag wordt genomen door enkele bekenden van elkaar die –zo vang ik op- hun vakantieplannen staan te bespreken. Ik ben inmiddels het stadium van vriendelijk vragen of ik even mag passeren voorbij en wring mij hardhandig tussen hen door. Boze blikken vallen mij ten deel, maar die werp ik terug.
Bij de kassa’s aangekomen, zie ik lange rijen staan. Ik kan aansluiten achter een mevrouw die niet al te veel spullen in haar wagentje heeft liggen. Maar dat is nog geen garantie dat je snel aan de beurt bent. De mevrouw legt tergend langzaam de artikelen op de band. Als ik zie dat zij nog maar drie artikelen in haar karretje heeft liggen, pak ik het ‘beurtbalkje’ en leg alvast mijn artikelen op de band. Ik kijk achter me en zie dat er inmiddels een behoorlijk lange rij staat. Een man twee karretjes achter mij kijkt me aan en schudt zijn hoofd. Gelukkig doet de caissière haar werk razendsnel. Nu gaat het opschieten. Niet dus. Nadat de mevrouw voor me het laatste artikel op de band heeft gelegd, zegt ze: “Oh, ik ben shampoo vergeten.” “Geen probleem, hoor”, zegt het meisje achter de kassa. “Gaat u het nog maar even halen.” De mevrouw duwt haar inmiddels lege karretje achteruit. Daar sta ik dus… en de tweede ‘aanrijding’ in korte tijd is een feit. De mevrouw loopt op haar gemak naar het schap waar de shampoo staat.
“Deze kassa gaat ook voor u open”, klinkt het rechts van de rij waarin ik sta. De mensen achter mij draaien hun karretjes met een zwiep naar rechts. Als de mevrouw eindelijk met een flacon shampoo bij de kassa terugkeert, zie ik de man van twee karretjes achter me naar de uitgang lopen. Hij kijkt me meewarig hoofdschuddend aan. “Sorry, dat u moest wachten”, zegt de caissière. “Dat is dan 3 euro 80.” “Dat valt dan weer mee”, mompel ik,en ik pin.
“Wat gaan we straks eigenlijk eten?”, vraagt mijn zoon als ik mijn verhaal verteld heb. “Gebakken krieltjes, sperziebonen en gekruide worstjes. Die waren in de bonus”, zeg ik. Hij monstert de koelkast en zegt: “Waar zijn de aardappeltjes dan?” “In de koelkast”,zeg ik. “Nou, ik zie ze niet, hoor”, merkt mijn zoon op. Ik werp een blik in de koelkast. Mijn zoon heeft gelijk. Geen krieltjes. En dan zie ik dat echtpaar weer voor me bij die koelvitrine. Ik zou nog even teruggaan. Helemaal vergeten.
Vanavond eten we Turkse pizza en patat kapsalon. Online te bestellen via Thuisbezorgd, want u krijgt me vandaag met geen tien paarden terug naar de supermarkt.
PS
Op grond van bovenstaande en eerder gedane supermarktervaringen heb ik besloten om de komende dagen te benutten om een nieuwe winkelwet op te stellen. Met daarin regels die snel en efficiënt boodschappen doen zonder ergernissen mogelijk moeten maken. U hoort/leest nog van me.
Alsof ik er tijdens het lezen bij stond! Mooi!
En dat dan door al die ergernissen hier weer zo’n leuk verhaal is ontstaan! Ik snap je frustratie maar heb wel moeten lachen. Ik liep met je mee door de winkel in gedachte want als ik er echt was geweest had ik geroepen “Gert, gert, je vergeet je krieltjes!! Het is heel herkenbaar en ik zou ook niet meer terug naar de winkel zijn gegaan 🙂