Vreemde snuiter
Je hebt mensen en je hebt fietsbellen. Het was vroeger een gevleugelde uitspraak van mijn vader. Volgens mij gebruikte mijn vader het woord fietsbel in de zin van rare snoeshaan. Het laatste woord lees ik overigens zelf niet terug, want dit is typisch weer zo’n woord dat zich in mijn hoofd gaat vastzetten. Ik heb u al eerder over mijn rare kwaal verhaald. Misschien kan ik in dit verband beter spreken van vreemde snuiter. Vreemde snuiters zijn veelal sporters die tijdens het beoefenen van hun sport met een wijsvinger één neusgat dichtdrukken om via het andere neusgat een flinke fluim snot te lozen. Ze snuiten zo vreemd omdat ze geen zakdoek bij zich hebben. Ik heb vroeger in mijn jonge jaren zelf gevoetbald, maar ik heb nooit zo vreemd gesnoten. Ik kreeg altijd een keurig gestreken zakdoek mee. Die deed ik dan in het achterzakje van mijn voetbalbroekje. De zakdoek kreeg ik mee om te voorkomen dat ik mijn neus met de mouw van mijn shirt zou afvegen. Dat vond mijn moeder niet fris. Maar ik dwaal af. Dit wilde ik u namelijk helemaal niet vertellen.
Je hebt mensen en je hebt fietsbellen. Ik heb het mijn vader heel vaak horen zeggen. Mijn vader is er niet meer en sinds zijn overlijden heb ik de uitdrukking ook nooit meer gehoord. Ik moest er gisteren opeens aan denken na een voorval in een winkelcentrum in mijn woonplaats. Al zou ik in dit geval ook kunnen zeggen: je hebt mensen en je hebt claxons. Wat wil het geval? Het geval wil dat ik gisterenmiddag om een uur of vier op weg was naar de supermarkt om voor mijn zoon en mijzelf wat te eten te kopen. Ik liep, in gedachten over wat er even later op tafel zou moeten komen, in de passage naar de ingang van de winkel. Opeens hoorde ik achter me: tuut, tuut, tuut. Een apart geluid in een passage waar je niet mag fietsen, laat staan er met een auto rijden. Dat kan trouwens niet eens. Ja, het kan wel, maar dan moet je eerst een paar paaltjes omver rijden. Het tuut, tuut, tuut werd dan ook niet geproduceerd door een claxon, maar door een vrouwenstem.
Tuut, tuut, tuut. Ik keek achterom en zag een vrouw in een scootmobiel. Tuut, tuut, tuut, riep ze nogmaals, daarbij met haar rechterarm het gebaar makend dat ik opzij moest gaan. Ik bewoog mijn rechterarm op en neer als gebaar dat zij rustig aan moest doen. Tut, tut, tut, wilde ik daarmee zeggen. De vrouw begon daarop nog wilder met haar arm te zwaaien. “Ik kan er niet langs”, riep ze. “Ga eens opzij.” Dat had ik kunnen doen. Er was voor mij voldoende ruimte om een stap opzij te zetten. Maar ik deed het niet. Als je me zo bejegent, bereik je het tegenovergestelde van wat je wilt bereiken. Dan zet ik mijn hakken in het zand. Figuurlijk dan hè, want er ligt geen zand in de passage van het winkelcentrum. Daar liggen van die klinkertjes, die als het regent spiegelglad worden. Gelukkig is de passage overdekt, zodat de klinkertjes niet nat en dus niet glad worden. Ik dwaal weer af.
Het lukte me om de scootmobielende mevrouw achter me te houden, maar kort voor de ingang van de supermarkt wist ze me toch te passeren en ze ‘scheurde’ de winkel in. Nauwelijks door het klaphekje moest ze echter vol in de remmen omdat daar twee mensen met elkaar in gesprek waren en met hun winkelwagentjes de doorgang versperden. Nu heb ik u al eens eerder verteld dat met elkaar praten in de supermarkt wat mij betreft verboden zou moeten worden, maar nu kon ik deze actie wel op prijs stellen. De mevrouw in de scootmobiel niet. “Tuut, tuut, loop eens door”, riep ze, heftig met haar arm zwaaiend, naar de twee kwebbelende dames. Terwijl ik door het linkerpoortje liep, zag ik dat het tweetal niet van zins was het gesprek abrupt te beëindigen. Ik stak heimelijk mijn duim op en liep linea recta naar de smalste doorgang in de winkel. Daar hield ik stil om het uitgebreide assortiment culinaire oliën te bestuderen. Niet dat ik er iets van nodig had, maar uit pure interesse. Nooit geweten dat je zoveel verschillende soorten oliën hebt.
Na korte tijd de oliën bestudeerd te hebben, zag ik de vrouw in de scootmobiel aan komen rijden. Ze zag me staan en wierp me een vernietigende blik toe. Tuut, tuut, tuut, dacht ik. Maar tuut, tuut, tuut bleef uit. In plaats daarvan gooide de vrouw het stuur van haar scootmobiel om naar links en reed het volgende winkelpad in. Ik liep terug naar het begin van de winkel, want daar moest ik zijn voor mijn boodschappen.
De mevrouw in de scootmobiel zal het nu ongetwijfeld weten: terg mij niet als ik boodschappen moet doen, want dan ben ik al getergd. Terg me, en ik word een rare snoeshaan. Ik ben een vreemde snuiter.
Wat een herkenbaar verhaal. Die mensen hebben altijd haast en rijden veel te hard.
Tuut tuut en tut tut, wat een leuk verhaal! Tijd van de wereld maar blijkbaar toch verworven rechten om anderen opzij te jagen…
Met een brede glimlach gelezen, wat een geweldig verhaal…mooi geschreven!