In tijd van nood

Veifgever: Monique Vereijken
Woorden: bezoekhond – liefde – wratje – vakantie – leverworst

Opmerking vooraf: Dit verhaal is het vierde hoofdstuk in de reeks over de familie kievit. Eerder verschenen 1. Vreemde vogel, 2. Blauwe vinkjes en 3. Gillende keukenmeid.

***

Het is nog vroeg in de ochtend als Mees met een snavel vol wormen naar huize kievitsnest vliegt. Hij kijkt naar beneden en ziet het nest als een klein stipje, want Mees vliegt op grote hoogte. Het vervult hem met trots. Dagenlang heeft hij samen met zoon Mees junior geoefend. En jawel, het is gelukt. Zij hebben allebei hun hoogtevrees overwonnen. En omdat hij nu op een veilige hoogte kan vliegen, heeft hij zich opgeworpen om voortaan voor het ontbijt te zorgen. “Dan kun jij eindelijk ook eens een beetje uitslapen”, had hij tegen zijn vrouw Duifje gezegd.

Als hij in het nest is geland, merkt Mees dat er iets aan de hand is. “Mereltje is ziek”, zegt Duifje. “Ze heeft buikpijn, moet overgeven en heeft diarree. Ik denk dat ze gisteren een bedorven worm heeft gegeten.” “Mereltje lijkt wel een schijtlijstertje”, roept zoon Guusje plagend. Mees denkt even na en zegt dan: “Misschien is goed om zo even met Mereltje naar de dierenarts te gaan.” Maar dat lijkt Duifje geen goed plan. “Daar is ze te zwak voor. Zo’n eind kan ze echt niet vliegen”, zegt ze. “Laten we dan wat braaksel en ontlasting in maisbladeren doen en dat naar de dierenarts brengen om te laten onderzoeken”, stelt Mees voor. “Mees junior, Snipje en Guusje gaan nu naar de Vogelklas en dan gaan mama en ik naar de dierenarts.”

Mereltje ligt in een hoekje van het kievitsnest. Ze slaapt, maar schrikt opeens wakker van en vreemd geluid. Ze opent haar ogen en ziet een voor haar vreemd wezen aan de rand van het kievitsnest. “Wie… wat… ben jij?”, stamelt ze. “Waf, waf, waf”, antwoordt het wezen. Dan stapt er een papegaai naar voren. “Ik ben Sidney”, zegt de papegaai. “Dat wil zeggen, ik niet, maar hij daar. Hij is Sidney. Ik ben Lorre, gastheer van restaurant De Gillende Keukenmeid. Je vader kent mij en kwam net langs om te vragen of ik als tolk wilde fungeren. Ik spreek namelijk alle talen, want ik praat alles na. Ik spreek dus ook honds.”
“Hoi, ik ben Sidney. Ik ben een bezoekhond”, zegt Sidney. “Oh”, zegt Mereltje nadat Lorre zijn woorden in het kievits heeft vertaald. “Wat is een bezoekhond?” “Ik ga in het ziekenhuis op bezoek bij oudere mensen om hen op te vrolijken. Ze mogen me aaien, met me knuffelen en soms doe ik ook wel eens een beetje gek. Dat vinden mensen grappig. Maar wat het belangrijkste is, ik geef ze liefde”, antwoordt Sidney via Lorre, die als hij bepaalde woorden niet in het kievits kan vertalen die woorden met zijn vleugels in gebaren duidelijk maakt. “En nu ben ik hier bij jou. Jij bent wel geen mens en ook niet oud, maar je bent wel ziek. En daarom kom ik jou opvrolijken.”

Mereltje kijkt Sidney aan en vraagt: “Maar heb je daar tijd voor dan? Ik heb van mijn ouders gehoord dat er in de mensenwereld juist heel veel zieken zijn.” “Dat klopt”, antwoordt het hondje. “Er heerst een heel gevaarlijk en besmettelijk virus. Daarom moeten de mensen zo veel mogelijk in hun huizen blijven en mogen zieken ook geen bezoek meer hebben. Ik mag er ook niet meer heen en heb nu dus eigenlijk een soort van vakantie. Toen ik hoorde dat jij ziek bent, bedacht ik om bij jou op bezoek te gaan.”

“Dat is toch wel lief van hem, hè”, mengt Lorre zich in het gesprek. “Dat is het zeker”, antwoordt Mereltje. “Ik vind het wel leuk dat hij er is. Willen jullie misschien een lekkere regenworm?” Als Lorre de vraag heeft vertaald, deinst Sidney achteruit. “Hè bah, nee zeg. Heb je niet een stukje leverworst?”, roept hij met een snuit die duidelijk zijn afgrijzen bij het idee een regenworm te moeten eten verraadt. Mereltje en Lorre moeten er om lachen. “Je bent grappig”, zegt Mereltje. “En weet je, ik voel me ook al een heel stuk beter.”  “Dat is fijn”, zegt Sidney en hij geeft haar een lik over haar kuif.

Als even later haar ouders thuis komen, springt Mereltje op. “Dit is Sidney. Hij is een bezoekhond en hij is lief en leuk. Ik voel me al veel beter”, ratelt ze enthousiast. “Dat is mooi”, zegt Mees. “Wij hebben ook goed nieuws voor je. De dierenarts heeft een snelle test gedaan. Je hebt inderdaad een bedorven worm gegeten. Met een paar dagen zul je weer helemaal beter zijn.” “Zie je nou wel”, zegt Sidney als Lorre het gesprek voor hem heeft vertaald. “Je moet ook geen wormen eten. Als ik jou was, zou ik eens leverworst proberen.”

In de verte klinkt gefluit en geroep. “Dat is mijn baasje. Ik moet gaan”, zegt Sidney. “Maar eerst nog even knuffelen”, gebiedt Mereltje. Zij streelt met haar vleugels door de haren van haar nieuwe vriendje. Op zijn snuit voelt ze een bobbeltje. “Wat is dit?”, vraagt ze. “Oh, niets bijzonders”, antwoordt Sidney. “Het is maar een wratje. De dierenarts gaat het volgende week weghalen.” Mereltje denkt even na en krijgt dan een idee. “Dan ben jij dus even ziek. Ik ben dan beter. Zal ik dan bij jou op bezoek komen?” Dat lijkt Sidney wel leuk. “Dan ben jij een bezoekvogel”, roept hij uit. “Bezoekhond krijgt bezoek van bezoekvogel.”

Het gefluit en geroep houdt aan. “Ik moet nu echt gaan”, zegt Sidney. “Tot volgende week.” Hij draait zich om en rent in de richting waar het gefluit en geroep vandaan komt. Mereltje blaast hem een kusvleugeltje na.
Mees, die het tafereel van een afstandje heeft bekeken, pinkt met zijn vleugel een traantje weg. “Mooi om te zien hoe je, ongeacht soort, ras of afkomst, elkaar in tijd van nood kunt helpen”, zegt hij ontroerd. “Dat moet altijd”, meent Lorre. “Niet alleen in tijd van nood… maar altijd.”

  1. Vreemde vogel
  2. Blauwe vinkjes
  3. Gillende keukenmeid

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *