Geflest

Het is een gewone doorsnee vrijdag. Ik heb net boodschappen gedaan en stap de supermarkt uit met een volgeladen winkelwagentje. Bij de uitgang staat de Straatkrantverkoopster. “Alsjeblieft”, zegt ze smekend. Dat doet ze altijd als ze er staat. Ik geef haar twee euro. “Dank u wel. Fijne dag”, zegt de vrouw, terwijl ze haar blik al richt op de persoon die na mij de winkel verlaat. Een krant krijg ik niet. Dat vind ik niet erg, want die lees ik toch niet. Ik denk dat de vrouw dat weet, want ik krijg nooit een krant als ik haar wat geld geef.

Ik ga linksaf. Naar de parkeerplaats waar mijn auto staat. Ik ben ongeveer drie meter bij de uitgang van de supermarkt vandaan als ik achter me tumult hoor. Ik kijk om en zie een vrouw aan komen rennen. Zij roept iets, maar ik kan niet horen wat ze roept. Achter haar rennen twee mannen. De voorste heeft een televisiecamera op zijn schouder. Achter hem een man die een soort hengel met daaraan een grote wollige microfoon vasthoudt. Ik ken dat beeld van het televisieprogramma Opgelicht. ‘Ze zullen toch niet de Straatkrantverkoopster te grazen nemen omdat ze mij geen krantje gaf?’, schiet het door me heen. Maar nee. Het drietal rent haar voorbij. Ik draai me om en wil verder lopen. Dan hoor ik de vrouw mijn naam roepen. Ik stop en zie dat de camera op me wordt gericht. “Het heeft lang geduurd, Gert. Maar we hebben je gevonden. Het wordt tijd dat je de waarheid gaat vertellen”, zegt de vrouw Ik ben totaal overrompeld en weet niets beters te doen dan mijn hand voor de camera te houden en te vragen: “Waar heb je het over?” “Dat weet je best, Gert. Je bent een oplichter, een fraudeur”, antwoordt de vrouw. “Ik heb werkelijk geen idee waar je het over hebt”, werp ik tegen. “O nee?”, zegt de vrouw. “Ik zal je een hint geven. Je hebt de boel geflest. Geflest. Misschien komt er nu weer iets bij je boven. Je hebt de boel geflest.” Ik heb werkelijk geen flauw idee waar de vrouw op doelt en zeg haar dat ook. “Misschien kun je wat specifieker zijn?”, vraag ik haar. “Oké”, antwoordt ze. “Ik zal je uit de droom helpen…” En dan schrik ik wakker.

Ik denk nog een tijdje na over m’n droom, maar ik kan ‘m niet duiden. Het woordje ‘geflest’ blijft maar malen in mijn gedachten. De vrouw had dat niet voor niets drie keer gezegd. Ik probeer de droom te vergeten, maar dat lukt niet. In een poging te achterhalen wat voor slechts ik heb gedaan, laat ik mijn leven aan me voorbij trekken. Ik kom echter geen schokkende feiten tegen.

Ik draai me op mijn linkerzij om verder te slapen. Dan schiet me opeens te binnen wat ik de afgelopen avond heb gedaan. Ik heb wat op het internet rondgestruind en kwam op YouTube bij toeval een liedje tegen. Een liedje uit 1964 (ik was toen 12 jaar) dat met een vet Amerikaans accent werd gezongen door Donald Jones. Ik kende dat liedje nog van vroeger. Zeer waarschijnlijk heb ik het dunne slappe plastic grammofoonplaatje nog in mijn platencollectie. Ik herinner me dat ik heel lang heb gedacht dat Donald in de eerste regel zong:  In de wei staat een hol en ze koe. Pas nu ik het op YouTube hoorde, verstond ik dat hij ‘Hollendse koe’ zingt. Dat grammofoonplaatje kreeg ik destijds omdat ik officieel lid was van de M-Brigade. Ik heb daar toen ook een onderscheiding voor gekregen. Een speldje. Maar dit ben ik in de loop der jaren kwijtgeraakt.

En nu begrijp ik dus ook mijn droom. Ik moet tot mijn schande bekennen dat ik eigenlijk niet op een eerlijke manier aan het lidmaatschap van de M-Brigade ben gekomen. Om je M-brigadier te mogen noemen moest je namelijk drie glazen melk per dag drinken. Dat deed ik niet. Ik schonk ze wel vol en probeerde wel een slokje te nemen, maar uiteindelijk goot ik de glazen kokhalzend leeg in de gootsteen. Vervolgens kruiste ik op het formulier dat aan de muur in de keuken hing wel een glas af. Dat eerste slokje was overigens wel belangrijk voor het melksnorretje op de bovenlip. Dat was voor mijn ouders het bewijs dat ik mijn taak had volbracht.

Melk was voor mij het meest smerige spul wat er bestond. Ik had nog liever ’s avonds de lepel levertraan dan melk. Dat kwam vooral door het feit dat melk in die jaren nog in glazen flessen zat. Je zag dus wat erin zat. Vaak dreef er een vettige laag bovenop of er dreven rare brokken in. Ik werd al misselijk als ik naar een fles melk keek. Nu zult u me wellicht willen vragen waarom ik dat niet aan mijn ouders kenbaar heb gemaakt. Welnu, dat kon niet. Mijn vader was melkbezorger –toen nog melkboer genoemd- dus ik moest wel. Ik had de familie-eer hoog te houden.

Ik heb dus op jeugdige leeftijd iets slechts gedaan. Ik ben een oplichter, een fraudeur. Ik heb de boel geflest. Jarenlang heb ik dat verdrongen. Er zelfs niet meer aan gedacht. Totdat ik op die bewuste vrijdagavond op het internet rondstruinde. En dus is de moraal van dit verhaal: wees voorzichtig met rondstruinen op het internet, want voor je het in de gaten hebt word je herinnerd aan iets waaraan je liever niet herinnerd wilt worden.

Zo. En dan nu koffie. Zonder melk, want dat lust ik nog altijd niet. Ook al zit melk tegenwoordig in kartonnen pakken en wordt het niet meer geflest

6 replies on “Geflest”

  1. Jannie Harmsen op

    Zie het helemaal voor me, jou als knaapje met een melksnorretje! Goede moraal Gert. 😉

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *