Over mijn lijk
Hoe hij er is gekomen, weet hij niet. Hij was gewoon een stukje gaan lopen om zijn gedachten te verzetten. Opeens stond hij daar, op een ouderwetse vuilnisbelt. Johan kijkt om zich heen. Hij ziet overal bergen afval. Hij voelt zich misselijk worden, want het stinkt er enorm. Johan wil zich omdraaien om het terrein te verlaten, maar het lukt hem niet. Het is alsof een onzichtbare hand hem tegenhoudt en hem dwingt de vuilnisbelt verder op te lopen.
Johan klautert over enkele hopen afval. Hij schopt tegen een vuilniszak. Die scheurt open. Er valt een leeg potje uit. Johan raapt het op. Witte bonen in tomatensaus, leest hij op het etiket. Er verschijnt een glimlach om zijn mond. “Er bestaat dus nog iemand die de lege potjes van witte bonen in tomatensaus niet in de glasbak gooit”, mompelt hij. Er valt nog iets uit de vuilniszak. Het is de verpakking van speklapjes. Johan graait in de vuilniszak en haalt een zakje, waarin barbecuekrieltjes hebben gezeten, tevoorschijn. “Volgens mij heb ik een vuilniszak van mezelf opengetrapt”, zegt hij hardop. Hij loopt de vuilnishoop op en ziet daar allemaal spullen liggen die hij kent.
Bovenop de hoop liggen een paar lege kartonnen dozen. Dozen die van zijn zoon niet weggegooid mochten worden, omdat de apparaten die erin hadden gezeten misschien nog teruggestuurd moesten worden. Johan gooit de dozen opzij. Er komt een miniatuurfietsje tevoorschijn. Het was ooit gemaakt door zijn Cathy. Net als dat hoedje van gaas, opgevuld met mos. Het is verteerd. En daar liggen de scherven van het bord dat Cathy en hij hadden gekregen toen ze trouwden. Het bord had jarenlang aan de muur in de woonkamer gehangen. Totdat hij het onlangs tijdens het stofzuigen van de muur had gestoten. Hij wilde een stofdraad wegzuigen, maar stootte onhandig tegen het bord. Hij probeerde nog het op te vangen, maar het viel op de plavuizen in vele scherven uiteen. “Je kunt het nog wel lijmen”, had zijn zoon gezegd, maar Johan had de scherven in de vuilniszak gegooid. En nu vindt hij ze hier terug.
Johan graaft verder in de vuilnishoop. Hij vindt een fotoalbum vol met foto’s van zijn vader in Nederlands-Indië. En een jurk van zijn moeder. Het is de jurk die hij zelf aan heeft gehad tijdens een sketch in een revue. Hij vindt de Dinky Toys waar hij vroeger als kind uren mee heeft gespeeld. “En kijk daar eens”, roept hij uit. “Mijn eerste fiets, die ik kreeg toen ik 10 jaar werd.” Johan pakt de fiets op. Dan deinst hij geschrokken achteruit.
Minutenlang staart Johan naar wat er tevoorschijn is gekomen. Zijn hart bonkt in zijn keel. Als hij enigszins van de schrik is bekomen, graaft hij verder. Hij trekt de Pipobloes, waar hij als kind zo lang om had gezeurd, opzij. En dan ziet hij wat hij al jaren kwijt was. “Dat ben ik”, roept hij, kijkend naar het lichaam dat hij heeft uitgegraven. “Dat is mijn lichaam, bedolven door het leven.”
Ik schrik wakker. Verdwaasd kijk ik om heen. Ik ben in mijn eigen slaapkamer en lig in mijn eigen bed. Ik heb gedroomd, stel ik vast. Ik zie de droom nog tot in het kleinste detail voor me. Bizar eigenlijk, bedenk ik me. Ik heb die Johan ooit bedacht om mijn verhalen vorm te geven. Nu droom ik zelfs al als Johan. Ik ben mezelf kwijt. Net als Johan heb ik de gebeurtenissen in mijn leven over me heen laten komen. Ik heb er niets mee gedaan. Ik wilde wel, maar kon het niet. Ik wist niet hoe. (Waarom heb ik nu opeens een liedje van Benny Neyman in mijn hoofd?) En nu dreig ik bedolven te raken onder mijn leven. Maar dat laat ik niet gebeuren. Over mijn lijk. Ik moet op zoek naar mezelf. Het is nog niet te laat.
Jezelf kwijt raken door de jaren heen, niets vreemd…je terug vinden is soms iets moeilijker….Waarvoor een droom al dienen kan….Mooi verhaal !!!
Sterk stuk!