Hiz
Ridder Joris wordt wakker van de zonnestralen die door de smalle vensteropening de torenkamer van zijn kleine kasteel binnenkomen en zijn gezicht strelen. Hij kijkt naast zich en ziet dat zijn gemalin Isabella nog in diepe rust is. Ridder Joris werpt een blik op de wekkerradio die op het nachtkastje naast zijn sponde staat. “Donder ende bliksem”, roept hij uit. “Mis!” Hij graait naast zijn bed en pakt een tweede blik. “Donder ende bliksem”, schreeuwt hij nogmaals. “Verslapen!”
Isabella is uit haar slaap gewekt door het geschreeuw van haar gemaal. “Wat is er mis ende aan de hand, mijn lieve heer Joris?”, vraagt zij. “Wat er mis ende aan de hand is, zult ge zien als ge een blik op de wekker werpt”, zegt Joris. Isabella graait naast haar kant van de sponde en werpt ook een blik op de wekker. “In één keer raak”, zegt ze trots. “En wat ziet ge aan de tijd?”, vraagt Joris. “Late middeleeuwen”, antwoordt Isabella. “Te late middeleeuwen”, bromt Joris. “Ik kom te laat op mijn werk. Koning Karel zal ontstemd ende boos zijn.” “We kunnen Koning Karel een bericht sturen dat ge ziek geworden zijt”, oppert Isabella. “Wat zou mij dan moeten schelen ende mankeren? Gisteren was ik nog zo fris als een hoentje ende zo gezond als een vis”, zegt Joris. “We kunnen zeggen dat ge getroffen zijt door de maliënkolder”, stelt Isabella voor. “Neen vrouw, ik stuur Koning Karel wel een berichtje”, zegt Joris. Hij pakt zijn smartphone van het nachtkastje en tikt: ‘Heb me verslapen. Kom zsm. Ben oew’. “Ben oew?”, vraagt Isabella, die over zijn schouder meekijkt. “Ben onder ende weg”, legt Joris haar de afkorting uit.
“Laat me u eerst een eenvoudig doch voedzaam ontbijt bereiden. Ge kunt niet zonder iets tot u te nemen de kasteelpoort uit”, zegt Isabella. “Neen vrouw, daarvoor ontbreekt mij tijd ende lust. Ga liever naar de stal en zadel mijn ros. Dan spring ik in mijn harnas”, antwoordt Joris. “Ik zal een kaarsje branden om de toorn van Koning Karel weg te nemen”, zegt Isabella. “Dat zal niet vol ende doende zijn”, meent Joris. Hij loopt naar de hoek van de kamer en pakt de lans die naast zijn harnas staat. “Hier”, zegt hij, “breek deze maar voor me.”
Even later galoppeert ridder Joris op zijn ros in de richting van het kasteel van Koning Karel. Op de hoofdweg aangekomen schakelt hij op naar volle draf. Hij geeft zijn paard nog eens flink de sporen. Hoewel hij er flink de vaart in heeft, wordt hij toch ingehaald door een andere ruiter. Joris kijkt enigszins verbaasd voor zich en ziet dan op de rug van de ruiter die voor hem rijdt een bordje met de tekst ‘Volgen’ oplichten. Joris brengt zijn paard tot stilstand. “Goedemorgen heer”, spreekt de man die hem inhaalde. “Ik ben rakker Arend. Verkeerspolitie. We hebben u een tijdje gevolgd ende geconstateerd dat ge de toegestane maximumsnelheid ruimschoots hebt overschreden.” Joris kijkt om zich heen en ziet dat er zich inmiddels meerdere ruiters om hem heen hebben verzameld. Hij ziet ook een grote camera op zich gericht. “Dat is voor het programma Blik op de Weg”, legt rakker Arend uit. “Ik wil niet in beeld”, zegt Joris. “Haha, dat gebeurt ook niet”, antwoordt rakker Arend. “We leven in de middeleeuwen. Het zal nog wel een paar eeuwen duren voordat er apparaten zijn uitgevonden die de opnamen kunnen tonen ende uitzenden.” “Dan is het goed”, zegt Joris gerustgesteld. “Zeg me nu maar hoe hoog de boete is ende of ik mobiel kan pinnen, want ik heb geen geld bij me.”
“Wat komt gij doen, ridder Joris?”, vraagt Koning Karel als Joris even later hijgend voor hem staat. “Hebt gij mijn WhatsApp-bericht niet ontvangen?” Joris voelt in de zakken van zijn harnas. “Ik denk dat ik mijn phone vergeten ben ende thuis heb laten liggen, mijn vorst”, antwoordt Joris. Koning Karel pakt zijn mobieltje en laat Joris de tekst van zijn bericht zien. “Ge hoeft helegaar niet te komen. Hiz!”, leest Joris hardop. “Maar natuurlijk”, zegt hij dan. “Hiz! Daarom heb ik de wekker niet gezet.”
Als Joris een uurtje later de torenkamer van zijn kleine kasteel binnenstapt, ziet hij Isabella op bed liggen. Ze heeft haar gewaad en onderkleed over een stoel naast het bed gedrapeerd. “Hiz, mijn lieve heer Joris”, zegt ze. “Ik heb het bericht van Koning Karel ontvangen ende gelezen. Hiz!” “Ik weet het”, zegt Joris. “Het is zaterdag. Ik hoef niet te werken vandaag.” Hij aanschouwt het ranke naakte lichaam van zijn vrouw. “Kom, mijn lieve heer Joris”, zegt zij met een zwoele toon in haar stem. Dat laat Joris zich geen twee keer zeggen. Hij neemt een aanloop en… “Au”, schreeuwt Isabella. “Wat is er, mijn lief?”, vraagt Joris. “Ge doet me pijn”, zegt Isabella. “Het is wellicht aangenamer ende aan te bevelen dat ge zich eerst ontdoet van uw harnas voordat ge me bespringt.”
Hier, gewaardeerde lezer(es), trekken wij ons discreet terug en laten wij de geliefden zich onbespied ende ongestoord overgeven aan het minnespel. Degenen onder u die willen weten hoe het ridder Joris en Isabella verder is vergaan, kan ik melden: Zij leefden nog lang ende gelukkig. Voz. *)
*) Voz = Vooral op zaterdag.